Terug
Maisproefveld uitzetten met GPS
Volgende
Zorgen om maisteelt
sluiten

Mais Koerier april 2018

Specialist in suikermais

Snijmaïs en suikermaïs; zo groot kan het verschil in teelt toch niet zijn...? ,,Ja, dat soort geluiden hoor ik wel vaker. Maar de werkelijkheid is dat suikermaïs een compleet andere teelt is dan snijmaïs'', zegt Giel Hermans uit Kessel (Lb.). In 25 jaar is de Limburger uitgegroeid tot dé suikermaïsspecialist van Nederland en bedient hij zo'n 80 procent van de hele Nederlandse markt. Mais Koerier ging een middag bij hem op bezoek.

Het is een beetje een vreemde gewaarwording: kisten vol met verse maïskolven… in maart. ,,Deze komen uit Senegal'', zegt Giel Hermans, terwijl hij een paar kolven van de verwerkingslijn pakt. ,,Ze zijn daar acht dagen geleden geplukt, met een zeecontainer naar de haven van Antwerpen verscheept, daarna hierheen gereden voor verwerking en morgen liggen ze in de winkel. Zo doen we dat, elke dag weer.'' Hij pelt ondertussen de schutbladeren van een kolf en peutert er een paar korrels uit. Wie
niet beter weet zou zeggen dat het om een ‘wat afwijkende’ snijmaïskolf gaat. ,,Maar suikermaïs is toch echt iets heel anders dan snijmaïs'', zo benadrukt de Limburger. Behalve de fijnere, wat onregelmatig geplaatste korrels rondom de spil, vallen ook de pluimharen op. Die zijn wit, terwijl deze bij snijmaïs meer roodachtig zijn. ,,En dan hebben we het alleen nog maar over een paar uiterlijkheden. Voor wat betreft de rassen, de teelttechniek en de oogst zijn de verschillen nog groter. Bijna alles gaat anders dan bij snijmaïs.''

Giel Hermans is eigenaar van Hermans Suikermais BV in Kessel (L.b.). Jaarlijks teelt het bedrijf 500 tot 600 hectare suikermais. De teelt vindt plaats in vier landen: Nederland, Spanje, Marokko en Senegal. Hierdoor kan Hermans jaarrond suikermais produceren en leveren. Het overgrote deel - ca. 80 tot 85 procent - gaat naar de Nederlandse supermarkten.

Echte pionier

Hermans is een echte pionier als het om de teelt van suikermaïs gaat. In 1993 - nu exact 25 jaar geleden - begon hij met zijn eerste halve hectare. ,,Ik deed toen de studie Internationale Agrarische Handel in Deventer en kwam tijdens een project in aanraking met suikermaïs. Ik heb dit toen vrij breed opgepakt, waarna ik na het afronden van de opleiding meteen verder kon met mijn eigen bedrijf'', zo blikt hij terug.

Hermans' eerste jaren waren bikkelen en vooral heel veel zelf uitzoeken en zelf uitvinden. ,,De grootste uitdaging was - en is nu nog steeds - het produceren van kwaliteitskolven. Dat lijkt - als je de teelt van snijmaïs voor ogen hebt - misschien niet zo moeilijk, maar de werkelijkheid is anders. Suikermaïs is geen koeienvoer, maar een redelijk exclusieve groente waar niets aan mag mankeren. Dat vraagt een compleet andere aanpak. Nog ieder jaar hebben we te maken met tegenslagen of tegenvallers die we nog niet eerder hebben meegemaakt. We leren dus nog elk jaar iets bij'', zegt hij gedreven. Een 'voordeel' hiervan is dat er tot dusver geen grote concurrenten bij gekomen zijn. ,,Soms zijn er bedrijven die eens een paar hectare proberen, maar dat gaat vaak fout door gebrek aan kennis. Suikermaïs telen is een
specialisme; dat doe je er niet even bij.''

Zaaizaad uit Amerika

Dit specialisme komt direct al naar voren bij de rassenkeuze. Hermans reist daarvoor elk jaar naar de Verenigde Staten, het land waar de meeste veredelingsbedrijven actief zijn en waar hij doorgaans ook zijn zaaizaad vandaan haalt. ,,Er zijn wereldwijd genoeg goede suikermaïsrassen, maar je moet wel zelf uitzoeken hoe die het in de verschillende productiegebieden doen. Wij telen suikermaïs in Nederland, Spanje, Marokko en Senegal. Daar zijn de groeiomstandigheden allemaal anders en heb je dus verschillende rassen nodig. Met de nodige desk-research, eigen proefveldjes en vooral via praktijkervaring zijn we daar langzaam maar zeker achter gekomen.'' Hermans legt uit dat suikermaïs in drie smaaktypes kan worden ingedeeld: Normal Sweet, Super Sweet en Multi Sweet. ,,De Normal Sweets smaken een beetje zoals snijmaïs. Buiten Europa is dit type populair, maar wij vinden het niet zoet en smaakvol genoeg. Het andere uiterste is de Multi Sweet. Die is juist mierzoet en wil er ook niet echt in bij de consument. Wij hebben daarom alleen de tussenvorm Supersweets in ons rassenpakket. Dat is de smaak die Nederlanders aan suikermaïs koppelen.'' Ook zijn er wereldwijd vele kleuren suikermaïs, variërend van witgeel tot rood en zelfs paars. Hermans houdt het voorlopig echter bij geel. ,,Voor de Nederlandse consument hoort een maïskolf gewoon geel te zijn. En dat zal voorlopig ook wel zo blijven."

Van eind november tot begin mei komen de maïskolven vooral uit Senegal. Samen met lokale partners teelt Hermans hier jaarlijks ongeveer 100 hectare suikermaïs. Door het gunstige klimaat kunnen er jaarlijks twee oogsten worden gerealiseerd.

Percentage uitval is groot

Op dit moment werkt het bedrijf met vijf verschillende rassen die met name in vroegheid van elkaar verschillen. Daarbinnen wordt er ook gekeken naar de kiemkracht van het zaad, de opbrengstpotentie en de smaak. ,,Vooral de kiemkracht is best een item. In tegenstelling tot snijmaïs bevat suikermaïs vrij weinig zetmeel en juist dat zetmeel is belangrijk voor een goede kieming. De opkomst van suikermaïs kan daardoor flink tegenvallen'', zo weet Hermans. Hij vertelt dat hooguit 85 procent van het zaad opkomt. Dat levert gemiddeld 60.000 planten per hectare op met gemiddeld één kolf per plant. Van deze 60.000 kolven blijven uiteindelijk maar zo'n 35.000 verkoopbare kolven over. ,,De uitval bij suikermaïs is dus erg groot, iets waar je enorm rekening mee moet houden'', zo benadrukt hij nog maar eens. De oorzaken van de uitval zijn erg divers, variërend van nachtvorst- en wildschade tot allerlei vormen van kwaliteitsschade. Vooral de afrijping is een zeer risicovolle periode. ,,Afgelopen jaar heb ik in Nederland 20 hectare weer onder moeten ploegen omdat de maïs door het natte en donkere najaar niet genoeg af wilde rijpen. Dat soort schades moet je van tevoren incalculeren'', aldus Hermans. Om de risico's zoveel mogelijk te spreiden, houdt hij in alle vier landen waar hij suikermaïs verbouwt minimaal drie teeltgebieden aan. In Nederland zijn dat drie locaties in Limburg van elk 30 hectare.

Aangepaste zaaimachine

Voor wat betreft het zaaien en de verzorging van suikermaïs zijn er ook duidelijke verschillen met snijmaïs. Zo gebeurt het zaaien met een aangepaste maïszaaimachine. ,,Daarin zitten aangepaste zaaischijven die het enigszins frommelige en minder uniforme zaaizaad wat beter aankunnen. Per ras hebben we verschillende zaaischijven; we hebben er jaren aan zitten sleutelen om dit goed voor elkaar te krijgen.'' Om onkruiden onder de duim te houden wordt er per seizoen meestal één keer gespoten en één keer geschoffeld. Ziekten en plagen zijn (nog) geen groot item in de teelt, al komen bladvlekkenziekte en Rhizoctonia in sommige jaren wel voor. Middelen om onkruiden en ziekten in suikermaïs te bestrijden zijn volgens Hermans op dit moment redelijk voorhanden. ,,Echte knelpunten hebben we gelukkig niet op dit vlak.'' Wél kijkt hij bij de rassenkeuze steeds nadrukkelijk naar resistenties tegen ziekte en plagen, ,,want nu hebben we nog een redelijk breed pakket aan middelen, maar dat kan over een paar jaar wel eens heel anders zijn'', zo beseft hij.

Voor de dagelijkse verwerking van de suikermais heeft Hermans gemiddeld 35 tot 40 medewerkers in dienst. Ongeveer twee derde is van Poolse afkomst en wordt ingehuurd via een uitzendbureau.

Terug naar handmatig oogsten

Dan de oogst; hoe gaat die in zijn werk? Hermans vertelt in Nederland jarenlang machinaal - met een kolvenplukker - te hebben geoogst. Maar drie jaar geleden is hij vanwege kwaliteitsverlies toch weer terug teruggegaan naar handmatig plukken. ,,Dat was best een moeilijke beslissing, want de teeltkosten zijn daardoor weer flink hoger geworden'', zo blikt hij terug. Nu gebruikt hij oogstwagens, waarbij de geplukte kolven via een oogstband naar kisten in de wagen worden getransporteerd.
,,En dat gaat prima. We hebben nu veel minder schade, waardoor we ook minder arbeid nodig hebben bij de verwerking.'' Voor wat betreft de afzet heeft Hermans op dit moment redelijk 'het rijk alleen'. Hij schat ongeveer 80 procent van de totale Nederlandse markt te bedienen. Belangrijkste klanten zijn de supermarktketens, waar zo'n 80 tot 85 procent van de productie naar toe gaat. De relatie met deze partijen koestert hij daarom zeer. ,,Supermarkten willen graag suikermaïs in hun schappen leggen, maar wel op voorwaarde dat deze van topkwaliteit zijn en dat je ze jaarrond kunt leveren in de hoeveelheden die zij willen. Deze eisen zijn dan ook leidend voor mijn bedrijf; jaarrond topkwaliteit leveren blijft de grootste uitdaging voor de komende jaren'', zo besluit de Limburger

Suikermaiskolven moeten minimaal 18 cm lang zijn. Verder geldt: hoe meer korrels er rondom de spil zitten, hoe beter. Fijnere korrels hebben namelijk een zachter huidje en zijn daardoor prettiger om te eten.

Supermarkten hebben zo hun eigen eisen als het om de presentatie van de maiskolven gaat. Albert Heijn wil geheel uitgeklede kolven.

Andere supermarkten willen dat er nog één schutblad - een 'window'- omheen zit.

+Colofon